Een lijfrente heet zo, omdat de bijbehorende lijfrenteverzekering wordt afgesloten op een leven: een lijf dus. Voorwaarde voor uitkering is dan ook dat het verzekerde lijf in leven blijft. Sluit je een lijfrente af op alleen je eigen leven, dan blijft je partner na je overlijden met lege handen achter. Dat hóeft niet perse een probleem te zijn (bijvoorbeeld wanneer je partner voorziet in een eigen inkomen of wellicht zelfs de hoofdkostwinner is), maar dit geldt natuurlijk lang niet voor iedereen. Het is dan ook verstandig om bij het lijfrente afsluiten te bepalen wat er moet gebeuren na overlijden van de verzekerde.
Bij het afsluiten van een lijfrente, heb je verschillende mogelijkheden. Zo kan je er voor kiezen om de lijfrente volledig af te sluiten op één persoon (de ‘klassieke’ lijfrente). Het nadeel hierbij is wel, dat de lijfrente uitkeringen stoppen wanneer de verzekerde overlijdt. De achterblijvende partner krijgt in dat geval dus niet alleen te maken met een zwaar emotioneel verlies, maar ook nog eens met een achteruitgang in inkomsten. Deze optie wordt dan ook niet zo vaak gekozen bij het afsluiten van een lijfrente, tenzij de niet-verzekerde partner beschikt over afdoende eigen inkomsten en/of vermogen.
30% minder voor de langstlevende
De “30% minder voor de langstlevende”-lijfrente is waarschijnlijk voor veel mensen een aantrekkelijke optie. Hierbij zijn beide partners verzekerd, maar wanneer één van beiden overlijdt, wordt de lijfrente uitkering verlaagd tot 70% van het oorspronkelijke bedrag. De achtergebleven partner is zodoende verzekerd van inkomsten, maar wel wat lager.
Een variant hierop is de “70% overgang op de tweede verzekerde”-lijfrente. Deze is het gemakkelijkst uit te leggen met een voorbeeld:
Stijn en Evi besluiten een lijfrente af te sluiten met 70% overgang op de tweede verzekerde. Hierbij is Evi de eerste verzekerde. Komt zij te overlijden, dan zou Stijn (de tweede verzekerde) nog altijd 70% van de lijfrentetermijnen ontvangen. Is zij daarentegen de langstlevende van het stel, dan blijft de volledige lijfrentetermijn gehandhaafd.
Ook andere varianten zijn mogelijk, zoals een ander overgangspercentage op de tweede verzekerde. Hier kan je bijvoorbeeld voor kiezen wanneer je een goede nabestaandenvoorziening hebt opgebouwd, maar niet van dien aard dat de achtergebleven partner de lijfrentetermijnen volledig kan missen.